
In een sport geobsedeerd door dominantie, herdefinieert Mathieu van der Poel wat het betekent om een kampioen te zijn. Zijn overwinningen zijn legendarisch, maar zijn echte kracht schuilt in zijn nederigheid en zijn diep respect voor zijn rivalen.
Na Tadej Pogačars sensationele wereldtitel, was Van der Poels eerste reactie niet om de wedstrijd te analyseren, maar om de renner te eren. “Ik heb Tadej een bericht gestuurd om hem te feliciteren,” onthulde hij. Toen Pogačar grapte dat hij blij was dat de Nederlander niet meereed, pareerde Van der Poel die stekelige opmerking met gratie: “Ik denk niet dat het veel verschil had gemaakt.”
Dat is de aard van de man. Hij is een van de weinigen die Pogačar dit jaar versloeg, maar hij relativeert zijn eigen monumentale prestaties onmiddellijk. “Dat was op mijn terrein, en zelfs toen was het nipt,” zegt hij over zijn overwinningen. “Op zijn terrein ben ik geen bedreiging voor hem.”
Zijn ontzag voor Pogačar is oprecht; hij vergelijkt de ervaring voor het peloton met racen in “het Merckx-tijdperk.” Dit nuchtere perspectief komt voort uit een leven naast het wielrennen. “Het is belangrijk om iets naast de fiets te hebben,” merkt hij op, en pleit zo voor een balans die beschermt tegen de intense druk van de sport.
Voor Mathieu van der Poel wordt grootheid niet alleen gemeten in overwinningen, maar in de gratie waarmee je de grootheid van anderen erkent.
Leave a Reply